• step·pe
  • Leenwoord uit het Frans of Duits, in de betekenis van ‘uitgestrekte grasvlakte’ voor het eerst aangetroffen in 1780 [1]
  • >Russisch: степь
enkelvoud meervoud
naamwoord steppe steppen
steppes
verkleinwoord

de steppev / m

  1. grote boomloze vlakte in de zone van het Middellandse Zeeklimaat
vervoeging van
steppen

steppe

  1. aanvoegende wijs van steppen
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]


enkelvoud meervoud
steppe steppes

steppe

  1. steppe