grassteppe
  • gras·step·pe
enkelvoud meervoud
naamwoord grassteppe grassteppes
grassteppen
verkleinwoord

de grassteppev / m

  1. (aardrijkskunde) droge vlakte waar alleen maar gras groeit
     Amateurarcheoloog Dick Mol helpt hem uit de brand. "We kunnen zien aan de manier waarop het versteend is, dat het uit het Pleistoceen moet zijn. De Noordzee was toen nog geen zee, maar één grote, kale, droge grassteppe. Ik vermoed dat dit een stuk bot van een heel groot beest is, waarschijnlijk een mammoet."[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Amateurspeurders vinden prehistorische resten op strand bij Kijkduin” (Maandag 23 augustus 2021, 12:50), NOS