Nederlands

 
[1] stekelhaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • ste·kel·haar
Woordherkomst en -opbouw
haardos enkelvoud meervoud
naamwoord stekelhaar
verkleinwoord stekelhaartje stekelhaartjes

Zelfstandig naamwoord

het stekelhaaro

  1. haardracht waarbij het haar omhoog gebracht is en in die stand gehouden wordt door gel of haarlak, waardoor er een stekelig effect ontstaat
    • De vrouw kwam daardoor ten val. Ze liep hersenletsel op en is in zorgwekkende toestand naar het ziekenhuis gebracht. De inbreker, volgens getuigen een man van ongeveer 20 jaar met kort, blond stekelhaar, wist zich uit de voeten te maken.[2] 
    • Omroep Brabant meldt op gezag van de politie dat de schennispleger tussen de 30 en 40 jaar oud is en stekelhaar heeft. Hij droeg een zwarte korte broek, een blauw t-shirt en had een grijs-witte bril op.[3] 
Hyperoniemen
één haar enkelvoud meervoud
naamwoord stekelhaar
verkleinwoord stekelharen

stekelhaar o m v

  1. een kort haartje

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen