• steen·soort
enkelvoud meervoud
naamwoord steensoort steensoorten
verkleinwoord

de steensoortv / m [1]

  1. (geologie) een bepaald type rots
     Bij nadere beschouwing van de paraplu bleek waarom: de stok en het scherm waren beide gitzwart en aan elke baleinpunt hing een bolletje van een doorschijnende, zware steensoort.[2]
     Vaak zijn zwerfkeien afkomstig van hardere steensoorten: stollingsgesteenten (in of nabij vulkanen ontstaan) en metamorfe gesteenten (onder hoge druk of temperatuur ontstaan) - die stenen zijn het best bestand tegen erosie.[3]
  2. (bouwkunde) een bepaald door de mens gemaakt soort steen die men gebruikt in de bouw of voor technische toepassingen
     ESD-SIC produceert siliciumcarbide. Dat is een harde steensoort die wordt toegepast in schuurpapier en dieselroetfilters. De buitenovens waarin het spul wordt gemaakt, zijn afgedekt met plastic folie. Als de druk daaronder te hoog wordt, knapt het plastic en ontstaat een grote stofwolk. Het bedrijf heeft hier een vergunning voor. Wel zijn er maatregelen genomen om het aantal blazers te verminderen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Liu Cixin
    “Het einde van de dood” (2021), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645835
  3. Gemma Venhuizen
    “IJstijden” (2014), Amsterdam University Press  , ISBN 9789089647115
  4.   Weblink bron “Fietsende meisjes onder het stof door explosie bij chemiebedrijf Farmsum” (Vrijdag 7 februari 2020, 15:15), NOS