Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • steen·klomp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steenklomp steenklompen
verkleinwoord steenklompje steenklompjes

Zelfstandig naamwoord

steenklomp m [1]

  1. een groot brok steen of rots
     'Jullie zijn fossielenjagers geworden.'De Days deinsden samen een stapje achteruit, alsof ze afstand wilden nemen van mijn woorden. 'Niks hoor, wij zijn steenhouwers,'zei Billy. 'Wij doen in stenen, niet in monsters.'Hij knikte naar de steenblokken die wachtten tot ze naar Charmouth werden vervoerd.[2]
     Nog volgens Yeomans is de inslag van zo'n planetoïde niet noodzakelijk een cataclysme. In ieder geval zal de bezoeker van 15 februari ons niet rammen, zo verzekert de deskundige van de Nasa. De kans op een botsing met een satelliet is 'extreem klein' want er draait zowat niets rondom de Aarde op de plaats waar de steenklomp ons passeert.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tracy Chevalier
    “Opmerkelijke Schepsels” (2009), Orlando, ISBN 978949208651-8
  3.   Weblink bron “Volgende maand scheert rots vervaarlijk dicht langs aarde” (29-01-2013), Tubantia