steenkanker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: steenkanker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsteŋkɑŋkər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- steen·kan·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van steen zn en kanker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | steenkanker | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de steenkanker m
- (bouwkunde) geleidelijk vergaan van stenen bouwwerken doordat bestanddelen van het bouwmateriaal onder invloed van vocht reageren met stoffen in de de lucht
- Het dertig meter hoge Boeddhistische bouwwerk, dat tussen 774 en 864 werd geconstrueerd, heeft een behandeling tegen zogenaamde steenkanker ondergaan. Daarvoor moesten 750.000 stenen worden weggehaald, gedroogd en nader onderzocht. [1]
- Het steenwerk was door steenkanker opgevreten, de wind pakte de torenspits, die een draaiende beweging maakte, waardoor de romp werd losgerukt van de steunbeeren. [2]
- (medisch) (verouderd) benaming voor een ziektebeeld waarbij inwendig harde gezwellen ontstaan
- De geneesheer werd onmiddellijk ontboden. Hij constateerde kanker in de linkerzij in hevigen graad en wel een zeer pijnlijken, namelijk steenkanker. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'steenkanker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "Tempelcomplex Boroboedoer na tien jaar gerestaureerd" in: NRC Handelsblad jrg. 12 nr. 22 (26 oktober 1982); p. 6 kol. 1; geraadpleegd 2018-11-29
- ↑ "Het driehonderd-jarig bestaan der parochie Stompwijk." in: De Tijd jrg. 84 nr. 25094 (30 augustus 1929); p. 9 kol. 4; (oudste vindplaats in deze betekenis op Delpher) geraadpleegd 2018-11-29
- ↑ Kronenburg, J.A.F. & C. BoomaarsDe Zusters van Liefde der Congregatie van O. L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, gevestigd te Tilburg, van 1832-1922 (1924) Zuid-Nederlandsche Drukkerij, 's-Hertogenbosch; p. 236; geraadpleegd 2018-11-29