stationsgebouw
- sta·ti·ons·ge·bouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stationsgebouw | stationsgebouwen |
verkleinwoord | stationsgebouwtje | stationsgebouwtjes |
het stationsgebouw o
- gebouw waar treinen aankomen en vertrekken
- ▸ Een waarschijnlijk van het leger geleend pantservoertuig bewoog zich uit de schaduw van het stationsgebouw naar de gevangenispoort aan de overkant.[1]
- ▸ In Hilversum dreigden losgeraakte dakplaten van het stationsgebouw af te waaien. Het treinverkeer werd daarop stilgelegd en de brandweer heeft de platen gisteravond verwijderd. Het treinverkeer kwam daarna weer op gang. De meeste treinen reden in de avond weer volgens de normale dienstregeling.[2]
- Het woord stationsgebouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij , ISBN 9789023479925
- ↑ Weblink bron “Schade en overlast door Franklin, vandaag opnieuw harde wind” (MA 21 FEBRUARI 2022), NOS