stationsforstander

  • sta·ti·ons·for·stan·der
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden station en forstander met het achtervoegsel -tion, met het invoegsel -s-, met het voorvoegsel for- en met het achtervoegsel -er
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stationsforstander     stationsforstanderen     stationsforstandere     stationsforstanderne  
genitief   stationsforstanders     stationsforstanderens     stationsforstanderes     stationsforstandernes  

stationsforstander, g

  1. (beroep), (geschiedenis) stationschef