standaardiseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
standaardiseren |
standaardiseerde |
gestandaardiseerd |
zwak -d | volledig |
- stan·daar·di·se·ren
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘brengen tot een eenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- afgeleid van het Engelse standardize of van het Franse standardiser (met het achtervoegsel -iseren) [2] [3]
standaardiseren
- overgankelijk alles onderwerpen aan een vooraf bepaalde standaard
- Doordat zij de productie standaardiseerden wisten zij de kosten aanzienlijk terug te brengen.
- overgankelijk (scheikunde) de concentratie van een oplossing nader nauwkeurig vaststellen door titratie tegen een standaard met een bekende concentratie
- Een oplossing van natronloog kan gestandaardiseerd worden op kaliumwaterstofftalaat.
- (medisch) tot een éénheid brengen
1. alles onderwerpen aan een vooraf bepaalde standaard
- Het woord standaardiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "standaardiseren" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "standaardiseren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ standaardiseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be