stamlid
- stam·lid
- samenstelling van stam zn en lid zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stamlid | stamleden |
verkleinwoord |
het stamlid o
- iemand die deel uitmaakt van een stam; iemand lid is van een bepaalde bevolkingsgroep
- Topstuk van de veiling was een houten sculptuur van de Asmat uit Papoea-Nieuw-Guinea. De tjsemen, ooit onderdeel van een meters hoge voorouderpaal, gesneden als herinnering aan een overleden stamlid, werd voor 6000 euro verkocht. De waarde was geschat op 1000 tot 1500 euro.[1]
- Vorige week deden de geruchten de ronde dat Geersen tijdens de opnames van het SBS-programma het bed zou hebben gedeeld met een stamlid. [2]
- Het woord stamlid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stamlid" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ de Telegraaf 07 nov. 2017 Verzameling kunst Jan Wolkers levert 24.000 euro op
- ↑ de Telegraaf 28 okt. 2013 Mariska van Kolck reageert op boze Sylvia Geersen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be