stamgast
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stam·gast
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stam ww en gast [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stamgast | stamgasten |
verkleinwoord | stamgastje | stamgastjes |
Zelfstandig naamwoord
de stamgast m
- iemand die ergens (bijv. een café) geregeld komt
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord stamgast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stamgast" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be