stalhouderij
  • stal·hou·de·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord stalhouderij stalhouderijen
verkleinwoord

de stalhouderijv

  1. bedrijf dat paarden houdt
     Zeg aan de stalhouderij dat zij een paar paarden voor ons rijtuig moeten brengen, zei hij.[2]
     ,,Die hitte is voor de paarden niet te doen", zegt Kristine Schouwink, van de gelijknamige stalhouderij die al sinds jaar en dag de plezierritjes verzorgt. De tochten per paardentram vervallen in ieder geval donderdag. ,,En als het niet afkoelt, en daar lijkt het niet op, dan rijden we zaterdag ook niet", zegt Schouwink. Donderdag worden temperaturen van tegen de veertig graden voorspeld.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron
    Bas Klaassen
    “Paardentram vanwege zinderende hitte even niet door de Deventer binnenstad” (23-07-2019), Tubantia