staff
- Geluid: staff (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /stɑːf/
- erfwoord van Middelengels staf, Angelsaksisch stæf, Proot-West-Germaans *stab, Proto-Germaans *stabaz.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
staff | staffs |
staff
- (muziek) notenbalk
- (bedrijfskunde) personeel, medewerkers, werknemers
- staf [1], staaf zn
- (bouwkunde), (materiaalkunde) bouwmateriaal (kunststeen) op basis van gips, plantenvezels en een bindmiddel
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to staff |
he/she/it | staffs |
verleden tijd | staffed |
voltooid deelwoord |
staffed |
onvoltooid deelwoord |
staffing |
gebiedende wijs | staff |
staff
- overgankelijk, (bedrijfskunde) van personeel, werknemers e.d. voorzien