• spring·uur
enkelvoud meervoud
naamwoord springuur springuren
verkleinwoord springuurtje springuurtjes

het springuuro

  1. een vrij uur tussen twee andere lesuren (van een leerkracht, of een student)
    • Tijdens een springuur gaan de studenten dikwijls naar de bibliotheek. 
    • Tijdens een springuur verbeteren leerkrachten overhoringen in de leraarskamer. 
54 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be