sportonderwijs
- sport·on·der·wijs
- samenstelling van sport en onderwijs
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportonderwijs | - |
verkleinwoord | - | - |
het sportonderwijs o
- (onderwijs) het onderwijs in het vak sport.
- aardrijkskundeonderwijs, biologieonderwijs, economieonderwijs, geschiedenisonderwijs, godsdienstonderwijs, handvaardigheidonderwijs, informaticaonderwijs, muziekonderwijs, natuurkundeonderwijs, scheikundeonderwijs, techniekonderwijs, tekenonderwijs, wiskundeonderwijs
- sportleraar, sportlerares, sportlokaal, sportles
- Het woord 'sportonderwijs' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.