sportles
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sport·les
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sport en les
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sportles | sportlessen |
verkleinwoord | sportlesje | sportlesjes |
Zelfstandig naamwoord
Verwante begrippen
- aardrijkskundeles, biologieles, economieles, geschiedenisles, godsdienstles, handvaardigheidles, informaticales, muziekles, natuurkundeles, scheikundeles, techniekles, tekenles, wiskundeles
- sportleraar, sportlerares, sportlokaal, sportonderwijs
Gangbaarheid
- Het woord sportles staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sportles" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be