• spi·ri·tu·a·li·teit
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onstoffelijkheid, geestigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van spiritueel met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spiritualiteit spiritualiteiten
verkleinwoord - -

de spiritualiteitv [3]

  1. (religie) onstoffelijke, geestelijke levenshouding die is gericht op het 'diepere zelf'
     Uit de vergelijking zal naar voren komen dat de spiritualiteit van de Moderne Devotie en de devotionaliteit van de cultus van de Heilige Stede belangrijke overeenkomsten vertoonden, vanaf hun beider oorsprong tot lang na de komst van de Reformatie.[4]
     Spiritualiteit is een wat ongrijpbaar fenomeen. Het gaat om een manier van in het leven staan, maar je kunt er ook de traditie mee bedoelen waarin een levensstijl wordt gecultiveerd.[5]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]