1. Uurwerk gemaakt van spinsbek.
  • spins·bek
enkelvoud meervoud
naamwoord spinsbek spinsbekken
verkleinwoord - -

de spinsbekm

  1. goudkleurig mengsel van koper en zink
     Onderin waren laadjes, die allerlei fraaiigheden inhielden: zilveren horloges, spiegeltjes, doosjes van schelpen gemaakt, sigarenpijpjes, zakmessen, ringen van spinsbek, horlogekasten, vestkettingen, enz. enz.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. spinsbek op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Justus van Maurik
    “Toen ik nog jong was.” (1901; 1e druk: 1887), Van Holkema & Warendorf, Amsterdam, herdruk, p. 54