1. De achterkant van een spinsbekken tafelklok.
  • spins·bek·ken
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen -

spinsbekken

  1. gemaakt van een goudkleurige legering van koper met wat zink
      En meester Spinael met zijne paletot, zijne chocoladekleurige broek en zijnen spinsbekken ketting, wist niet meer van wat hout pijlen te maken: hij was er doorgetobd, de vent![1]
  1.   Weblink bron
    Hendrik Conscience
    “Volledige werken 32. Eenige bladzijden uit het boek der natuur. Siska van Roosemael. Hoe men schilder wordt.” (1912), J. Lebègue, Brussel, p. 29 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren