spijten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spij·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spijten |
speet |
gespeten |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
spijten
- onpersoonlijk ergens berouw van hebben
- Het speet hem dat hij de verjaardag van zijn vrouw niet bij kon wonen.
Vertalingen
1. ergens berouw van hebben
Gangbaarheid
- Het woord spijten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "spijten" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be