• spijt·be·tui·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord spijtbetuiging spijtbetuigingen
verkleinwoord

de spijtbetuigingv

  1. het in het openbaar zeggen dat je beseft dat je iets fouts hebt gedaan en dat je zou willen dat je het niet gedaan had
     Kijk hier naar de spijtbetuiging van minister Grapperhaus.[1]
     Koning Willem-Alexander betuigde woensdag in de video spijt dat hij met zijn gezin naar Griekenland was gereisd. Op de vraag of Rutte met zijn toestemming voor die spijtbetuiging een precedent heeft geschapen, zei de premier: "Hij heeft gedaan wat hij heeft gedaan en dat was heartfelt. Volgens mij was dat goed en zie je ook in de reacties van mensen dat het gewaardeerd werd."[2]
  1.   Weblink bron “Rutte: geloofwaardigheid Grapperhaus niet op het spel” (VR 28 AUGUSTUS 2020), NOS
  2.   Weblink bron “'Videoboodschap was eigen accent koning'” (23/10/2020), NOS