spies
- spies
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spies | spiesen spiezen |
verkleinwoord | spiesje | spiesjes |
- stokje of staafje om door vlees of ander voedsel te steken, zodat het door ronddraaien van alle kanten kan worden geroosterd
- (militair) lichte lans
- Het woord spies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spies" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "spies" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /spaɪz/
spies
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) spy
spies mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord spy