Nederlands

 
spelersbus
Uitspraak
Woordafbreking
  • spe·lers·bus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spelersbus spelersbussen
verkleinwoord spelersbusje spelersbusjes

Zelfstandig naamwoord

de spelersbusm

  1. (sport) touringcar waarin de spelers van een sportteam naar een sportwedstrijd worden vervoerd
     ... er was een afschuwelijke afstand tussen ons en we waren als twee voetbalpupillen die elkaar niet kenden en niet eens in hetzelfde maar in het concurrerende team speelden en die daarom helemaal geen behoefte hadden aan verbroedering en juist steeds verder van elkaar gingen liggen in de reusachtige gymzaal waar zij tweeën, als laatst aangekomenen, de nacht moesten doorbrengen in plaats van in de schoolslaapzaal bij de anderen, alleen omdat ze de spelersbus die ochtend gemist hadden ...[1]
     Een aantal fans van Heracles Almelo is niet te spreken over de onverwachte rentree van Rai Vloet, gisteravond tegen NEC. Zo'n zestig supporters verzamelden zich na dat duel voor het stadion in Almelo en wachtten de spelersbus op, meldt RTV Oost. Ze vinden de rentree van Vloet, twee maanden na het dodelijke ongeval waarbij hij betrokken was, veel te snel.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “Heracles-fans niet blij met rentree Vloet, spelersbus opgewacht bij stadion” (ZO 16 JANUARI 2022), NOS