Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speelt klaar
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
klaarspelen

speelt (…) klaar

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaarspelen
    • Jij speelt klaar. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaarspelen
    • Hij speelt klaar. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van klaarspelen
    • Speelt klaar! 

Gangbaarheid