• speels·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord speelsheid speelsheden
verkleinwoord

de speelsheidv

  1. het vrolijk en ongedwongen bezig zijn zoals dat past bij jonge kinderen of jonge dieren
     Een intiem moment dat hij zich jaren later had herinnerd en had geschilderd, niet met de speelsheid van de fotografische afbeelding, maar als een scherpe weergave van een huwelijk dat kapot was gegaan en uiteen was gevallen.[2]
     De 56-jarige auteur won met zijn autobiografische roman De goede zoon. De jury noemt het boek "een zeldzame combinatie van speelsheid en ernst, en transparantie en raadselachtigheid".[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers  , ISBN 9789044974515
  3.   Weblink bron “Rob van Essen wint Libris Literatuur Prijs 2019” (06-05-2019), NOS