• sogne·prest
Naar frequentie 712919
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sogneprest     sognepresten     sogneprester     sogneprestene  
genitief   sogneprests     sogneprestens     sognepresters     sogneprestenes  

sogneprest, m

  1. (religie) pastoor / priester van een kerkelijke gemeente (parochie)
    «Sogneprest Thomas Hauge holdt minnetalen.»
    Pastoor Thomas Hauge hield de herdenkingstoespraak.