snoeiing
- snoei·ing
- naamwoord van handeling van snoeien met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snoeiing | snoeiingen |
verkleinwoord |
de snoeiing v
- de keer dat men een plant inkort door er een deel af te knippen
- (figuurlijk) de keer dat men iets of iemand verwijdert
- ▸ De directie gaf de vakbonden te kennen dat de geplande omzet voor dit jaar 70 procent lager ligt ten opzichte van vorig jaar. Volgens de directie was een snoeiing in het personeelsbestand hierdoor onvermijdelijk geworden, zo luidt het in een mededeling.[2]
1. de keer dat men iets of iemand verwijdert
- Het woord snoeiing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoeiing" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “85 banen weg bij Press & Plat in Tongeren” (30/01/2009), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be