Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snij·tang
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snijtang snijtangen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

snijtang v/m [1]

  1. (gereedschap) tang waarmee je door (metalen) voorwerpen kunt knippen
    • „Nee, terwijl de vrouw op de uitkijk stond, probeerde de man het apparaat open te breken met een breekijzer. De man bleek ook nog een schroevendraaier en een snijtang bij zich te hebben.” [2] 
    • Volgens hem moeten de daders goed geweten hebben wat ze aanrichtten. 'Dergelijke kabels knip je niet door met een gewone snijtang, want dan loop je gevaar op elektrocutie. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen