sneeuwzeker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: sneeuwzeker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sneeuw·ze·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sneeuw zn en zeker bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sneeuwzeker | sneeuwzekerder | sneeuwzekerst |
verbogen | sneeuwzekere | sneeuwzekerdere | sneeuwzekerste |
partitief | sneeuwzekers | sneeuwzekerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sneeuwzeker
- (meteorologie) verzekerd van de aanwezigheid van sneeuw in het winterseizoen
Bijwoord
sneeuwzeker
- op sneeuwzekere wijze, onder sneeuwzekere omstandigheden
- ▸ Sneeuwzeker skiën met een schitterend uitzicht op de omliggende bergwereld kan in Pejo 3000.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'sneeuwzeker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Snowplaza” (2022)