Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneeuw·ze·ker
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sneeuwzeker sneeuwzekerder sneeuwzekerst
verbogen sneeuwzekere sneeuwzekerdere sneeuwzekerste
partitief sneeuwzekers sneeuwzekerders -

Bijvoeglijk naamwoord

sneeuwzeker

  1. (meteorologie) verzekerd van de aanwezigheid van sneeuw in het winterseizoen

Bijwoord

sneeuwzeker

  1. op sneeuwzekere wijze, onder sneeuwzekere omstandigheden
     Sneeuwzeker skiën met een schitterend uitzicht op de omliggende bergwereld kan in Pejo 3000.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Snowplaza” (2022)