• sms·en
  • Als werkwoord afgeleid van het zelfstandige naamwoord sms met apostrof als invoegsel.[1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sms'en
sms'te
ge-sms't
zwak -t volledig

sms'en

  1. overgankelijk een sms-bericht versturen
    • Hij zit de hele dag alleen maar te sms'en met zijn vrienden. 
    • Hij sms'te een bericht 

de sms'enmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sms
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]