In de betekenis van ‘smeer, gesmolten reuzel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1140.[1]
erfwoord: Middelnederlands smalt ‘min of meer vloeibaar vet, olie’, ontwikkeld uit West-Germaans *smalta- ‘gesmolten vet’, deverbatief van het w.w. *smeltan- ‘smelten’; zie verder smelten.[2] Evenals Nederduits Smolt en Duits Schmalz.