Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smok·ke·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord smokkelaar smokkelaars
verkleinwoord smokkelaartje smokkelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de smokkelaarm

  1. iemand die illegaal goederen of mensen over de grens brengt
    • Eind 2003 is begonnen met zogenaamde "100% controles" om drugssmokkel tegen te gaan. Van vluchten uit aangewezen risicogebieden zoals de Nederlandse Antillen, Aruba, en later ook Suriname naar Nederland wordt voortaan iedereen gecontroleerd op drugs. Daardoor is het gemiddeld aantal smokkelaars teruggelopen van 35 à 50 per vlucht naar gemiddeld 2 per vlucht. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be