• små
  • Samenstelling van het Oudnoordse bijvoeglijke naamwoord smár
Naar frequentie 625
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud m/v: liten
v: lita
mindre minst
o enkelvoud lite
smått
meervoud små
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
enk: lille
enk: vesle
mv: små
mindre minste

små

  1. klein, onbeduidend

små

  1. in mindere mate
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief               små  

små, mv (i sammfunnet)

  1. (maatschappij) de kleintjes zonder invloed (in de maatschappij)


  • små
  • Samenstelling van het Oudnoordse bijvoeglijke naamwoord smár
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud små
o enkelvoud smått
meervoud små
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
små

små

  1. klein, onbeduidend

små

  1. in mindere mate
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief               små  

små, mv (i sammfunnet)

  1. (maatschappij) de kleintjes zonder invloed (in de maatschappij)