slijmer
- slij·mer
- Naamwoord van handeling van slijmen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slijmer | slijmers |
verkleinwoord | slijmertje | slijmertjes |
de slijmer m
- iemand die probeert zijn zin te krijgen door iemand anders te vleien
- Een slijmbal moet zorgen dat hij complimentjes geeft, waarin de gevleide zichzelf denkt te herkennen. Als de vleier overdrijft, steekt achterdocht de kop op. De gevleide gaat zich dan afvragen of de slijmer mogelijk verborgen bedoelingen heeft, zo stelde Marchand vast. Als blijkt dat iemand iedereen probeert te vleien, voelen de meeste mensen zich gekwetst en bedrogen en oordelen ze negatief. [2]
- Het woord 'slijmer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slijmer" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 21-08-2006 Slijmen met beleid werkt
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be