slakrop
  • sla·krop
enkelvoud meervoud
naamwoord slakrop slakroppen
verkleinwoord slakropje slakropjes

de slakropm

  1. eetbare, bolvormige deel van een slaplant
    • Pluk blaadjes van de slakrop, was ze en dep voorzichtig droog met keukenpapier. [2] 
    • De conclusie betekent niet dat de tuinier zijn hosta's en slakroppen dan maar moet opvoeren aan de weekdieren. [3] 
    • „We komen uit Rotterdam gevaren en we zijn op weg naar het Duitse Wesel”, vertelt Lenten, terwijl ze een verse slakrop in haar boodschappenkarretje legt. „We vervangen onze zoon die normaliter op dit schip vaart, want hij heeft een paar dagen vrij. [4] 
78 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf HANS GROOT, DE 28 aug. 2012 Kipshoarma gezond
  3. De Telegraaf 16 mei 2014 Slak blijkt boemerang
  4. Reformatorisch Dagblad Bert Monster 06-07-2012 Parlevinker in Tolkamer
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be