slaken
- sla·ken
- In de betekenis van ‘uiten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1528 [1]
- In de betekenis van ‘losmaken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
slaken |
slaakte |
geslaakt |
zwak -t | volledig |
slaken [2]
- het uiten van een geluid, woord of kreet
- Toe hij hoorde dat hij geslaagd was voor zijn eindexamen slaakte hij een kreet van vreugde en verbazing.
- ▸ Je zou je voor kunnen stellen dat de Amerikanen een zucht van verlichting slaakten toen het Sovjetleger de opstand neersloeg en de rust en het afschrikkingsevenwicht werden hersteld.[3]
1.
de slaken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord slaak
- Het woord slaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slaken" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ 1,0 1,1 "slaken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be