• slå føl·ge
  • Samenstelling van het Deense werkwoorden slå en følge
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slå følge
slår følge
slog følge
slået følge
volledig

slå følge

  1. nazetten, volgen, vervolgen
  2. aaneensluiten, samenwerken
  • slå følge (gebiedende wijs)
  • slående følge (onvoltooid deelwoord)
  • slås følge (lijdende vorm)