skibroek
- ski·broek
- samenstelling van ski ww en broek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | skibroek | skibroeken |
verkleinwoord | skibroekje | skibroekjes |
- (sport) (kleding) broek die geschikt is om bij het skiën aan te trekken
- ▸ Ze waren gekleed voor een uitstapje in tot de knieën reikende skibroeken, geitenwollen sokken, goed ingevette skischoenen en prachtige Noorse truien met een nawinternachtpatroon op de schouders.[2]
- Het woord skibroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "skibroek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be