• sjil·pen
  • klanknabootsing [1]

sjilpen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sjilpen
sjilpte
gesjilpt
zwak -t volledig
  1. een hoog geluid voortbrengen zoals kleine zangvogels dat doen; piepen als een vogeltje
45 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]