Piper betle

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • si·rih
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘blad van plant waarop men kauwt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord sirih -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de sirihm

  1. (plantkunde) Piper betle   plant uit de familie van de peperachtigen die vooral bekend is door het gebruik van het betelkauwen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

13 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen