Nederlands

 
[1] sinusoïde
Uitspraak
Woordafbreking
  • si·nus·oï·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sinusoïde sinusoïden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het sinusoïdeo

  1. (wiskunde) grafiek van de sinusfunctie of cosinusfunctie
  2. (wiskunde) sinusfunctie of cosinusfunctie
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be