• sier·tuin
enkelvoud meervoud
naamwoord siertuin siertuinen
verkleinwoord siertuintje siertuintjes

de siertuinm

  1. een tuin met een fraai uiterlijk
     Toen hij om de oranjerie heenreed naar de siertuin zag hij dat het met snijwerk versierde houten hek helemaal gebroken was en dat de pruimen met tak en al van de boom gerukt waren.[2]
     Een overwoekerde gezamenlijke siertuin. Glazen puien verstopt achter schuttingen en rolluiken. Vaste flexplekken. Soms was het even slikken voor architect Marlies Rohmer om te zien wat er met haar oude projecten was gebeurd. Voor het project What happened to my buildings ging ze terug naar 25 van haar eigen gebouwen om de balans op te nemen. Er is nu een boek over verschenen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “Vaste flexplek!? Miskleunen van architect worden leermoment” (04-12-2016), NOS