senator
- se·na·tor
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lid van senaat’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- afgeleid van het Latijnse 'senātor' (met het achtervoegsel -ator) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | senator | senatoren senators |
verkleinwoord | - | - |
- (politiek) iemand die zitting heeft in de senaat, oorspronkelijk de raad van ouderen
- Obama was eerst senator van de staat Illinois.
- Het woord senator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "senator" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "senator" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ senator op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be