Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sec·to·raal
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sectoraal sectoraler sectoraalst
verbogen sectorale sectoralere sectoraalste
partitief sectoraals sectoralers -

Bijvoeglijk naamwoord

sectoraal

  1. verdeeld in een beperkt aantal gelijksoortige delen
  2. van of voor een afdeling van organisatie
    1. (onderwijs) van of voor een geheel van verwante studierichtingen
    2. (overheid) van of voor een geheel van verwante beleidsterreinen
  3. (economie) van of voor een bepaalde globale categorie bedrijvigheid, bestaande uit een of meer grote bedrijfstakken
  4. (techniek) (van antennes) werkend in een richting die ongeveer een zesde (60 graden) van de horizon rondom beslaat

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be