• schurk·ach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen schurkachtig schurkachtiger schurkachtigst
verbogen schurkachtige schurkachtigere schurkachtigste
partitief schurkachtigs schurkachtigers -

schurkachtig

  1. lijkend op of eigenschappen hebbend van een schurk
    • Je kon de schurkachtige man nauwelijks een ondernemer noemen, als je bedacht hoe schurkachtig hij aan zijn geld verdiende. 
     En als nu de zogenaamde raadgevers van de KGB, of was het de NKVD in die tijd, die achter de schermen aan de touwtjes trokken bij het Slânskj-proces, als schurken werden bestempeld, dan werd ook de Sovjet-Unie schurkachtig genoemd, of niet? Tot zover knikte iedereen bedachtzaam instemmend.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535