• schurft·he·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord schurfthekel -
verkleinwoord - -

de schurfthekelm

  1. diepe, heftige afkeer
     Jeannie is niet wat je noemt een gezellige oma. Aan bowlen, bridgen en sjoelen heeft ze een schurfthekel.[1]
  1.   Weblink bron
    Thijs Zonneveld
    “Ouwe heks” (18 september 2012) op nrc.nl