• schreef
  • In de betekenis van ‘streep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
vervoeging van
schrijven

schreef

  1. enkelvoud verleden tijd van schrijven
    • Ik schreef. 
    • Jij schreef. 
    • Hij, zij, het schreef. 
     Maar dit gevoel duurde niet lang want na een kort praatje schreef hij opeens een officiële boete uit voor de hele groep omdat het blijkbaar verboden was om boven op Mount Whitney te overnachten.[2]
  • schreef in
enkelvoud meervoud
naamwoord schreef schreven
verkleinwoord schreefje schreefjes

de schreefm

  1. maatstreep
  2. (figuurlijk) bovengrens, uiterste
    • Je gedrag is ver over de schreef. 
  3. (lettertype) dwarsstreepje aan letters om een betere leesbaarheid te bekomen; ook serif genoemd
    • Het Helvetica lettertype is schreefloos 
  4. (West-Vlaams) landsgrens
    • Frans-Vlaanderen ligt over de schreef 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]