Een houten schoolbank
(jaren 1930)


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • school·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoolbank schoolbanken
verkleinwoord schoolbankje schoolbankjes

Zelfstandig naamwoord

de schoolbankv / m

  1. (onderwijs) tafel waar de leerlingen aan zitten tijdens de les

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be