schieman
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schie·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schieman | schielui schiemannen schielieden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) (beroep) zeevarende die belast is met de zorg voor het tuig van een (zeil)schip
Vertalingen
1. zeevarende die belast is met de zorg voor het tuig van een (zeil)schip
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schiemannen |
schieman
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schiemannen
- Ik schieman.
- gebiedende wijs van schiemannen
- Schieman!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schiemannen
- Schieman je?
Gangbaarheid
- Het woord schieman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schieman" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
18 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ schieman op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be