scheg
- scheg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheg | scheggen |
verkleinwoord | schegje | schegjes |
- wigvormig stuk hout
- (scheepvaart) verbreding een vin op de kiellijn aan de achterzijde van een schip die dient om zijdelings afdrijven te voorkomen
- [2] schegge, achterscheg, schaak, achterschaak, schaakstuk
- Het woord scheg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scheg" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
13 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ scheg op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be